-
1 stiff
adj. stijf, stroef; stevig; moeilijk; overdreven; pijnlijk--------adv. Door en door, intens, tot de dood--------n. lijk (slang); een grote sufferdstiff1————————stiff2〈 stiffness〉2 vastberaden ⇒ koppig, halsstarrig3 stram ⇒ stijf, stroef4 stijf ⇒ stug, vormelijk, gereserveerd5 zwaar ⇒ moeilijk, lastig6 sterk ⇒ stevig, krachtig7 (te) groot/erg ⇒ overdreven, onredelijk♦voorbeelden:1 a stiff collar • een stijve/gesteven boordstiff and stark • stijf en stramII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:————————stiff3♦voorbeelden:scare someone stiff • iemand de stuipen op het lijf jagen -
2 heel
n. hak, hiel--------v. slagzij maken; een hak op schoen bevestigenheel1[ hie:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 〈 benaming voor〉 uiteinde ⇒ onderkant; korst 〈 van kaas〉; kapje 〈 van brood〉; 〈 plantkunde〉 hieltje♦voorbeelden:¶ bring to heel • kleinkrijgen, in het gareel brengendig one's heels in • het been stijf houdendrag one's heels • opzettelijk treuzelenhe took to his heels • hij koos het hazenpadturn on one's heel • zich plotseling omdraaiendown at heel, 〈 Amerikaans-Engels〉down at the heel • met scheve hakken, afgetrapt; 〈 figuurlijk〉 haveloosat/on/upon the heels • op de hielen, vlak achtertread on the heels of • op de hielen zittenunder someone's heel • geknecht door/onder de laars van iemandheel! • achter! 〈 tegen hond〉→ clean clean/————————heel2♦voorbeelden:¶ heel over • overhellen, slagzij makenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
3 keep a stiff upper lip
-
4 dig one's heels in
-
5 foot
n. voet; been; meeteenheid; stap; voetstuk, poot (v.e. bed); randen (v.e. blad papier)--------v. dokken; te voet gaan; dansenfoot1[ foet] 〈meervoud: feet〉5 onderste/achterste/laatste deel ⇒ (uit)einde♦voorbeelden:I won't set foot in that house • ik zet geen voet in dat huisstand on one's own feet • op eigen benen staanfoot by foot • voet(je) voor voet(je)on one's feet • op de been, overeind; er (weer) bovenop, beter; onvoorbereidput on one's feet • op de been/er bovenop helpenhave a foot in the door • de eerste stap gezet hebbenhave one foot in the grave • met een been in het graf staanhave/keep one's feet (set) (firmly) to/on the ground • met beide benen op de grond staancarry/sweep someone off his feet • iemand meeslependig in one's feet • z'n poot stijf houdenget to one's feet • opstaanjump to one's feet • opspringenkeep (on) one's feet • overeind/op de been blijvennot put a foot wrong • geen fout makenrecover one's feet • weer overeind komen/krabbelentread under foot • onderdrukkenmy foot! • kom nou!1 tred ⇒ gang, (voet)stap♦voorbeelden:swift of foot • vlug ter been————————foot2〈zelfstandig naamwoord; meervoud: foot, feet〉————————foot3♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский